Als je zelfstandig werkt en daar inkomsten uit haalt, dan wordt je meestal als ondernemer voor de BTW betiteld. De rechtsvorm waarin je ondernemer voor de BTW bent maakt daarbij niets uit.
Dat is namelijk wel een vereiste om als ondernemer voor de BTW beoordeeld te worden; je moet regelmatig inkomsten hebben uit je bedrijf of beroep. Dit is ongeacht het beogen of maken van winst. Vooral in de beginperiode, de opstartfase, maken veel ondernemers verlies (je moet vaak eerst investeren voor je gaat oogsten). Maar ook in zo'n periode moet je BTW betalen over je omzet. Over de inkoop van goederen en diensten en de kosten die je voor je bedrijf of beroep maakt, waarover BTW door jou is betaald, mag je de betaalde BTW bedragen terugvorderen van de fiscus.
Over inkomsten naast je werk in vaste dienst betaal je meestal ook BTW. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een schilder die, naast zijn baan als schilder in dienst van een bedrijf, ook regelmatig 'uit eigen naam', zelfstandig, schilderwerk aflevert. Dit is een zogeheten nevenwerkzaamheid. Om onder de BTW regels te vallen moeten de nevenwerkzaamheden bijvoorbeeld verband houden met de huidige onderneming die je hebt of een aparte onderneming voor je vormen.
Wanneer je een vermogensbestanddeel of een recht exploiteert (bijvoorbeeld de verhuur van een pand of het ontvangen van een vergoeding voor een octrooi of patent), dan ben je meestal ook automatisch ondernemer voor de BTW.
Wel ondernemer, toch geen BTW betalen
Kleine ondernemers, met een lage omzet op jaarbasis, kunnen in aanmerking komen voor minder of zelfs geen betaling van omzetbelasting, een ander woord voor de BTW. Je moet dan vallen onder de KOR (Kleineondernemersregeling), waarvoor je aan vier voorwaarden moet voldoen:
Let wel: de kleineondernemersregeling geldt niet voor rechtspersonen zoals bv's, nv's, stichtingen en verenigingen. Daarom geldt deze regeling ook niet wanneer één van de 'maten' in een maatschap een rechtspersoon is.
Stel dat je in een jaar zelfs minder dan € 1.345 BTW zou moeten afdragen, dan hoef je helemaal geen BTW te betalen. Is je verwachting dat dit de daarop volgende jaren ook het geval zal zijn, dan kun je een ontheffing voor administratieve verplichtingen aanvragen, waardoor je helemaal geen BTW aangifte meer hoeft te doen in die periode.
Dit is de omzetbelasting die aan eindverbruikers in rekening is gebracht en door de consument is betaald aan de ondernemer. Deze BTW bedragen moet later door de ondernemer worden afgedragen aan de Belastingdienst.
Als er, bijvoorbeeld in een horecagelegenheid, omzet is gemaakt die zowel onder het hoge tarief valt (bijvoorbeeld bier en jenever) alsook onder het lage tarief (bijvoorbeeld koffie en thee), dan moeten er twee 'omzetgroepen' in de administratie worden aangemaakt; de BTW bedragen over die twee groepen moeten in de boekhouding apart geboekt worden. Dit zijn administratieve eisen van de overheid aan de ondernemer voor de BTW.
De terug te vorderen BTW wordt ook wel de te verrekenen BTW of de BTW voorbelasting genoemd. Dit is de omzetbelasting die door een ondernemer aan leveranciers is betaald. Deze omzetbelasting wordt later door de Belastingdienst aan de ondernemer terug betaald. Hier zitten overigens wel uitzonderingen op: in sommige gevallen mag in Nederland een deel van de voorbelasting niet worden afgetrokken, bijvoorbeeld kantinekosten op een sportclub of kosten voor een personeelsfeestje.
Een voorbeeld: BTW berekening in de verschillende stappen in een productieproces
BTW wordt betaald over elke fase in een productieproces die waarde toevoegt aan een product of dienst. Om dit goed uit te leggen gebruiken we een fictief voorbeeld van de verschillende stappen in een bedrijfstak.
In een bedrijfstak is er sprake van 4 verschillende fases:
Het BTW tarief in dit voorbeeld betreft het hoge tarief van 21%
Verkoop |
Product |
Inkoop |
kosten |
Verkoop |
Belasting |
Aftrek |
Verkoopprijs |
door |
|
(excl. btw) |
+ winst |
(excl. btw) |
|
voor- |
(incl. btw) |
|
|
|
|
|
|
belasting |
|
houthakker |
bomen |
0 |
80 |
80 |
16,80 |
0,00 |
96,80 |
houtzagerij |
planken |
80,00 |
100 |
180 |
37,80 |
16,80 |
217,80 |
kastenmaker |
kasten |
180,00 |
120 |
300 |
63,00 |
37,80 |
363,00 |
detailhandel |
kasten |
300,00 |
125 |
425,00 |
89,25 |
63,00 |
514,25 |
Totaal |
|
|
|
|
206,85 |
117,60 |
|
De totale belasting bedraagt in bovenstaand voorbeeld 206,85 euro. De aftrek van de voorbelasting bedraagt in totaal 117,60 euro. Het verschil wordt de belastingopbrengst genoemd.
De belastingopbrengst in dit voorbeeld bedraagt 206,85 - 117,60 = 89,25 euro. Of dit daadwerkelijk klopt kunnen we nu gemakkelijk en snel controleren door het percentage van 21% BTW te nemen van de verkoopprijs (exclusief BTW!) die de winkelier hanteert. Zo kom je uit op het BTW bedrag dat de eindverbruiker uiteindelijk betaalt: 21% van 425 bedraagt inderdaad 89,25 euro.
De consument die de kast in de winkel koopt betaalt een totaal van 514,25 euro, waarvan 89,25 dus bij de belastingdienst terecht komt.
BTW afdragen aan, en BTW ontvangen van de fiscus tijdens de 4 stappen in het productieproces:
Surf op deze site verder voor artikelen met nog meer interessante, BTW gerelateerde onderwerpen!
Btw berekenen? Probeer dan nu onze tool